
Jurisprudentie
AO0927
Datum uitspraak2003-12-24
Datum gepubliceerd2003-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200302647/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-12-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200302647/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam (hierna: het bestuur), voorzover hier van belang, aan de gemeente Amsterdam/stadsdeel Zuidoost een vergunning verleend voor de kap van in totaal 179, op een tekening met een nummer aangegeven, bomen.
Uitspraak
200302647/1.
Datum uitspraak: 24 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging “Vereniging van Eigenaars Gouden Leeuw”, de vereniging “Vereniging van Eigenaars Groenhoven” en de vereniging “Vereniging van Huiseigenaren Groot Geerdinkhof”, alle gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam van 14 maart 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam (hierna: het bestuur), voorzover hier van belang, aan de gemeente Amsterdam/stadsdeel Zuidoost een vergunning verleend voor de kap van in totaal 179, op een tekening met een nummer aangegeven, bomen.
Bij besluit van 7 maart 2003 heeft het bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 maart 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het beroep van appellanten alsnog niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 24 april 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 mei 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 juli 2003 heeft het bestuur van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van zowel appellanten als het bestuur. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. S. Levelt, advocaat te Amsterdam, en [partijen], bewoners, en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten hebben eerst in hoger beroep betoogd dat het bezwaarschrift tevens namens de bewoners is ingediend.
2.2. In de bewoordingen van het bezwaarschrift heeft het bestuur geen aanleiding behoeven te zien het op te vatten als een mede namens de individuele bewoners ingediend bezwaarschrift. De algemene mededeling van appellanten in hun bezwaarschrift, dat de gezamenlijke besturen de belangen vertegenwoordigen van de bewoners van Gouden Leeuw, Groenhoven en Groot Geerdinkhof, dat de bewoners van Gouden Leeuw en Groenhoven van rechtswege lid zijn van de vereniging en dat ongeveer 90% van de bewoners van Groot Geerdinkhof lid is van die vereniging, is daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet ondubbelzinnig dat de verenigingen niet alleen op eigen naam, maar ook namens de afzonderlijke bewoners hebben beoogd bezwaar te maken.
2.2.1. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter dan ook terecht slechts de verenigingen als eisers in beroep aangemerkt.
2.3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.4. Anders dan het bestuur betoogt, kan niet worden gezegd dat appellanten hun procesbelang hebben verloren omdat de bomen inmiddels zijn gekapt. Nu appellanten onbestreden hebben gesteld dat hun belang mede is gelegen in het bewerkstelligen van een herplant van de gekapte bomen, bestaat er geen aanleiding hun hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.5. Ten aanzien van appellanten zelf spitst het geschil zich toe op de vraag of de voorzieningenrechter terecht heeft geoordeeld dat zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt, zodat het bestuur hen ten onrechte in bezwaar heeft ontvangen.
2.5.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 18 september 2002 in de zaak met nummer 200201630/1 (www.raadvanstate.nl en JB 2002, 330), moet het bij de belangen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb gaan om een aan de statutaire doelstellingen ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij het belang los kan worden gezien van dat van individuele leden, en waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van bovenindividuele belangen.
2.5.2. De appellerende verenigingen van eigenaars Gouden Leeuw en Groenhoven hebben betoogd dat hun statutaire doelstelling is het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars. Onder deze doelstelling valt het tegengaan van ongewenste beïnvloeding van het woonklimaat als gevolg van de kap van de bomen, aldus deze appellanten.
2.5.3. De voorzieningenrechter heeft, bij gebreke van een nadere statutaire invulling van de gemeenschappelijke belangen, op grond van de overige statutaire bepalingen het doel van de beide verenigingen van eigenaars gelegen geacht in het beheer over de respectieve gebouwen en het kopen en verkopen, in eigendom verkrijgen, vervreemden alsmede het bezwaren van appartementsrechten. Het voorkomen van een ongewenst geachte ontwikkeling in de woonomgeving van de bewoners valt volgens de voorzieningenrechter niet onder de statutaire doelstelling te begrijpen.
Dit oordeel is juist en berust op goede gronden.
Deze appellanten zijn niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb aan te merken en de voorzieningenrechter heeft hun bezwaar tegen de verlening van de kapvergunning dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.5.4. De appellerende vereniging van huiseigenaren Groot Geerdinkhof heeft betoogd dat hetgeen zij zich in deze procedure ten doel stelt - het tegengaan van ongewenste beïnvloeding van het woonklimaat door de kap van de bomen -, in overeenstemming is met haar statutaire doelstelling.
Voorzover van belang luidde artikel 2 van de statuten op het moment waarop het bij de rechtbank bestreden besluit is genomen als volgt:
1. Het doel van de vereniging is de behartiging van de gemeenschappelijke belangen in samenhang met het wonen en het in eigendom hebben van een woning op Geerdinkhof te Amsterdam.
2. Onder de gemeenschappelijke belangen als bedoeld in lid 1 worden tevens bedoeld de gemeenschappelijke belangen van de leden uit individuele groepen van woningen.
2.5.5. Weliswaar stelt deze appellante zich blijkens artikel 2 van haar statuten de behartiging van collectieve belangen ten doel, maar deze belangen vertonen niet het hiervoor in overweging 2.5.1. genoemde bovenindividuele kenmerk. Naast de individuele belangen van de leden is niet, los daarvan, een collectief, bovenindividueel belang aanwijsbaar, dat zich onderscheidt van dat van de leden.
Ook deze appellante kan derhalve niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden aangemerkt, zodat zij niet in bezwaar kon worden ontvangen.
2.6. De voorzieningenrechter is tot het oordeel gekomen dat deze appellante niet rechtstreeks door de kap in haar belangen wordt geraakt op grond van de vaststelling dat geen van de te kappen bomen is gelegen in de wijk Geerdinkhof en geen van de leden zicht had op de te kappen bomen, daarbij in het midden latend of het tegengaan van de kap een gemeenschappelijk, bovenindividueel belang van appellante vormt.
De Afdeling is evenwel van oordeel dat de vraag of er sprake is van een dergelijk belang, hier allereerst dient te worden beantwoord en de negatieve beantwoording daarvan doorslaggevend is.
2.7. De conclusie luidt dat het hoger beroep ongegrond is. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd, zij het met verbetering van gronden in de hiervóór bedoelde zin.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.G. Treffers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Wolff
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003
238.